Wwft-procedure bij een stichting als cliënt

Wwft-procedure bij een stichting als cliënt

Sinds de wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren terrorisme (Wwft) op 25 juli 2018 moeten meldingsplichtige instellingen ook een Wwft-procedure starten bij zaken met stichtingen en verenigingen. Dat houdt in dat er onder andere UBO’s vastgesteld moeten worden en een risicoclassificatie plaats moet vinden. Maar hoe werkt dat precies in het geval van die stichtingen en verenigingen?

UBO’s in stichtingen

Een UBO (ultimate beneficial owner of uiteindelijke belanghebbende) is een natuurlijk persoon met meer dan 25% direct of indirect belang of feitelijk zeggenschap heeft in de organisatie. Concreet komt dit neer op:

  • Personen die voor meer dan 25% begunstigde van het vermogen zijn
    Personen aan wie de stichting meer dan 25% van het morgen uitkeert, kunt u aanmerken als UBO. Wanneer een stichting 3 of minder begunstigden heeft, dan zijn deze personen allemaal UBO. U vindt deze informatie doorgaans in de doelomschrijving of liquidatiebepaling.
  • Personen die meer dan 25% stemrecht hebben
    Personen die meer dan 25% stemrecht hebben bij een besluitvorming ter zake van een statutenwijziging, kunt u aanmerken als UBO van een stichting. U vindt deze informatie doorgaans in de artikelen over het besluit tot statutenwijziging van de desbetreffende stichting.
  • Personen die feitelijk zeggenschap hebben
    Personen die feitelijk zeggenschap over de stichting kunnen uitoefenen, kunt u aanmerken als UBO. Het gaat hierbij om feitelijk zeggenschap via andere middelen, zoals het contractuele of statutaire recht om de meerderheid van de bestuursleden te benoemen/ontslaan of invloed op grond van een bepaalde overeenkomst.

Als er geen UBO te vinden is

Iedere organisatie, dus ook stichtingen, moeten wettelijk gezien een natuurlijk persoon als UBO hebben. In de praktijk komt het echter zelden voor dat er personen binnen een stichting meer dan 25% aan (in)direct belangen hebben of feitelijk zeggenschap kunnen uitoefenen. Wanneer er geen UBO aan te wijzen is op basis van de geldende criteria of wanneer er twijfel bestaat of de achterhaalde persoon wel echt de UBO is, maakt men gebruik van een terugvaloptie: de ‘pseudo-UBO’.

De pseudo-UBO
De Europese regelgeving schrijft voor dat In het geval van stichtingen en verenigingen de pseudo-UBO uit het stichtingsbestuur bestaat. Bij het ontbreken van een echte UBO worden dus alle statutaire bestuurders van de stichting als pseudo-UBO aangemerkt. Is de pseudo-UBO een rechtspersoon? Dan worden alle statutaire bestuurders van de desbetreffende rechtspersoon aangewezen als UBO. U dient ook voor iedere pseudo-UBO de identiteit te achterhalen en te controleren.

Goed om te weten: Een bestuurder zonder (in)direct belang of stemrecht van 25% of meer is niet automatisch een UBO op basis van feitelijk zeggenschap. Ook kan het bestuur van een stichting niet zelf een UBO aanwijzen en dienen ‘gewoon’ alle statutaire bestuurders als UBO te worden aangemerkt.

Risicoclassificatie
Heeft u de identiteit van de UBO’s achterhaald? Dan mag u zelf het risico inschatten. Middels een zogeheten risicoclassificatie op basis van een aantal objectieve factoren bepaalt u of het risico van een transactie met de stichting een laag-, midden- of hoog risico vormt. De uitkomst van deze risicoclassificatie bepaalt vervolgens of het identificeren en verifiëren van de identiteit van de UBO volstaat (laag- en gemiddeld risico) of dat u verscherpt cliëntenonderzoek moet uitvoeren (hoog risico).

TIP Download het ePaper: Risicoclassificatie model, voor meer informatie over de verschillende classificaties. Nu inclusief handig puntenmodel waarmee u eenvoudig zelf het risico beoordeelt!

Verhoogd risico, maatregelen & verscherpt cliëntenonderzoek

Met enige regelmaat komen stichtingen voor op sanctielijsten of betreft het goede doelen stichtingen ten bate van landen die vanwege mogelijk terrorisme een risico vormen. In die maatregelen* te nemen om de risico’s af te dekken. Hierbij gaat u bij de KvK en andere openbare bronnen na of de stichting en haar leden mogelijk in verband gebracht kunnen worden met terrorisme(financiering) of criminele activiteiten.Naast bovenstaande maatregelen is het soms ook nodig om de stichting in kwestie aan een verscherpt cliëntenonderzoek te onderwerpen, waarbij u bijvoorbeeld:

  • documenten opvraagt over de aard van de stichting en deze beoordeelt op echtheid;
  • de herkomst en bestemming van gelden onderzoekt;
  • en bevoegdheden en functies van bestuursleden checkt op mogelijke belangenverstrengeling.