Bij de aan- en verkoop van onroerend goed kunnen de koper en verkoper een meesterclausule overeenkomen. Hierbij treedt de koper op ‘voor zichzelf of voor een nader te noemen meester’. Het houdt in dat degene waar u als verkopende partij zaken mee doet in feite een soort volmacht heeft om iemand anders als uiteindelijke koper aan te dragen. En dat levert weer complicaties op voor uw Wwft-verplichtingen.
Waarom wordt een meesterclausule opgenomen?
In sommige gevallen wil iemand uw onroerend goed kopen, maar weet de koper in kwestie bijvoorbeeld nog niet via welk vennootschap hij of zij dat wil doen. In andere gevallen kan er een er een commercieel motief aan ten grondslag liggen, bijvoorbeeld wanneer de koper uw pand doorverkoopt voor een hogere prijs. Een meesterclausule stelt de eerste koper dan in staat om op een later tijdstip een uiteindelijke koper aan te wijzen en zo dubbele notariskosten te voorkomen.
Risico’s voor de Wwft
Dergelijke bepalingen leveren risico’s op voor uw Wwft compliance. Hoewel de eerste koper een solide en betrouwbare partij is, kan het bijvoorbeeld voorkomen dat de aangedragen koper uiteindelijk een vage BV of onvermogende onderneming blijkt te zijn waarmee u niet geassocieerd wil worden. Met een meesterclausule fungeert de eerste koper dan als het ware als stroman voor een criminele organisatie.
Oplossingen
Als u bereid bent om een meesterclause te accepteren, is het zaak de risico’s te beperken. U kunt daarvoor de volgende voorwaarden aan de meesterclausule verbinden:
- de aanwijzingsbevoegdheid laten beperken door een lijst met mogelijke meesters samen te laten stellen
- een termijn waarbinnen de meester moet worden genoemd
- een goedkeuringsbepaling waarmee u als verkoper bepaalt of u akkoord bent met de aangedragen meester
Met bovenstaande voorwaarden kunt u de identiteit van de uiteindelijke koper achterhalen, nader cliëntenonderzoek doen en zelf in de hand houden met wie u zaken doet. Daarnaast kan het zinvol zijn om de eerste koper middels hoofdelijke aansprakelijkheid een garantieverplichting op te leggen, mocht de aangedragen meester zijn plicht verzaken.